(maart 2015)
In dit seizoen hebben we in de gesprekskring van de Raad van Kerken het boek besproken van ds. Carel ter Linden: ‘Wat doe ik hier in Godsnaam?’ In een grote groep deelnemers met verschillende achtergronden hadden we boeiende en inspirerende gesprekken. Het mooie was dat in alle openheid en met respect over de eigen geloofsbeleving werd gesproken. De schrijver kreeg de vraag van de uitgever om een boek te schrijven waarin ook de vragen van wie zich niet gelovig noemt tot hun recht zouden kunnen komen. Het ging erom dat hij zo persoonlijk en zo concreet mogelijk zou ingaan op de vraag wat het geloof voor hemzelf betekende. En dat heeft hij gedaan. Hierbij geef ik enkele hoofdpunten weer. Het kan ons helpen om ook zelf na te denken over de vraag ‘wat geloof ik?’ We kunnen verschillend denken over de visie van Carel ter Linden, het gaat erom wat het geloof voor onszelf betekent.
Belangrijke ontwikkelingen
De enige vraag die telt is volgens Carel ter Linden: Wát is het geheim van deze wereld en van dit leven? Waar gáát het in dit leven om? Wat vraagt het leven van ons? Met de gedachte dat deze wereld het werk moet zijn van een ‘schepper’, van een scheppende kracht buiten deze wereld, kan hij weinig meer beginnen. In zijn ogen is er maar één werkelijkheid: de wereld waarbinnen wij leven. Binnen deze zichtbare wereld is er kennelijk een verborgen kracht werkzaam, die heeft geleidt tot het ontstaan van leven op deze aarde. Hij ziet twee belangrijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het geloof. De eerste is dat wij volgens hem onze waarden en normen aflezen aan het leven zelf. Met vallen en opstaan leren wij uit eigen ervaring wat goed is en niet goed. De tweede belangrijke ontwikkeling is het toegenomen inzicht in het ontstaan van deze wereld en van alle leven, die volgens eigen wetten haar gang gaat.
Ziekte en dood in het licht van de bijbel
Carel ter Linden kon ook de vraag naar het lijden in de wereld niet uit de weg gaan. Hoe is het lijden te verbinden met een God die in de bijbel als de liefdevolle en barmhartige verschijnt? De bijbel kent talrijke verhalen waarin ziekte en dood als een vijand worden beleefd, een tegenkracht van God. In zulke situaties blijkt God steeds naast de mens te staan om leven te geven. Maar er is niet alleen het lijden dat verbonden is met de natuur waarvan wij deel uitmaken, er is ook lijden dat wij elkaar en onszelf aandoen. De schrijver ziet God als de stem die in de bijbel doordringend klinkt: ‘Mens, waar ben je?’ En: ‘Waar is je broer Abel?’ Dat zijn de beslissende vragen in ons leven. Het is de mens zelf die tevoorschijn zal moeten komen en de verantwoordelijkheid voor zijn leven op zich zal moeten nemen.
De krachten, die de mens van binnenuit en vanuit de samenleving van zichzelf vervreemden, worden in de bijbel gezien als tegenkrachten van God. Dat vraagt om een scherp onderscheidingsvermogen en krachtige innerlijke bewapening daartegen.
Feit en verbeelding (onder)scheiden
Carel ter Linden pleit ervoor om de beelden waarin de bijbel het geheim van dit leven en deze wereld beschrijft, te herkennen als beelden. Er zijn in zijn ogen geen twee werkelijkheden. In deze wereld gebeuren geen wonderen, in de zin van een plotselinge ingreep van hogerhand. De verhalen over de opstanding ziet hij als getuigenissen in verhaalvorm van de eeuwige betekenis van het leven en optreden van Jezus.
Wat geloof ik?
Carel ter Linden geeft een zo eerlijk mogelijk antwoord op de vraag wat hij geloof en wat de werkelijkheid die de bijbel ‘God’ noemt, voor hemzelf inhoudt. Hij denkt om te beginnen aan alles wat het bestaan mogelijk maakt. Hij noemt dat het Essentiële. Het gaat dan volgens hem om de dragende krachten in het leven, zoals ‘trouw’, ‘liefde’ en rechtvaardigheid. Hij ziet het zo dat God en mens elkaar nodig hebben. Ook staat hij stil bij de gestalte van Jezus. Door de zeldzame manier waarop Jezus het mens-zijn heeft vormgegeven, heeft hij zichtbaar gemaakt wat het betekent dat de mens ‘beeld van God’ is. Ook bidden is voor hem belangrijk, hij ziet het gebed als een innerlijk gesprek in verbondenheid met God. Tegelijk vindt hij daarin ook de bron van wat hij nodig heeft om dit leven vol te kunnen houden. Hij vindt daarin vertrouwen en moed.
Leven na de dood
Carel ter Linden wil niemand iets afnemen, maar hij kan zich een leven na de dood niet voorstellen. En wel omdat God een geestelijke werkelijkheid is. Hij haalt daarbij de woorden aan van Jezus aan het kruis: ‘In uw handen beveel ik mijn geest.’ De geest van Jezus blijft bewaard. Wat hij ons in Gods geest gegeven heeft, dat blijft bij ons en gaat niet verloren. Daarom zingen wij met Pasen: ‘Jezus leeft.’ Zo blijft ook wat wij doen in Gods geest bewaard, het betekent iets voor deze aarde en geeft zin aan ons leven.